Post (1) in this series can be found HERE.
Follow sequence thereafter via "NEWER POST" button (extreme bottom left of each post).
We
employ the term immanence-philosophy in the widest possible sense.
Thus we do not take
the term immanence-philosophy in the usual narrow meaning of philosophy which
sees all reality as immanent in consciousness and has broken every bridge
between the functions of human consciousness and an extra-mental "Ding an
sich". Rather we mean it in the wide sense of all philosophy that seeks
its Archimedean point in philosophic thought itself, irrespective of its
further understanding of this latter, whether in a rationalistic,
irrationalistic, metaphysical, transcendental-logical, vitalistic,
psycho-logical or historical sense.
On this standpoint,
the task of philosophy can be viewed more broadly or more narrowly. Thus there
exists in modern immanence-philosophy a current which stresses the purely theoretical
character of philosophic inquiry and recognizes that the theoretical is merely
one of the many aspects from which we may view the cosmos, even though it be the only one from which we can really grasp it in the
view of totality.
Alongside
of the theoretical cosmos, the religious, the aesthetic, the moral and other a
theoretical "worlds" are recognized. To philosophy is expressly
denied the right to claim the monopoly of value for its "theoretical cosmos".
So much the more
powerfully, however, does this school of philosophy bring to the fore the
self-sufficiency of "transcendental" thought as Archimedean point for
philosophy and at the same time as ἀρχή of the "theoretical
cosmos".
The theoretical
cosmos, on this standpoint, is really the "creation" of philosophic
thought. The latter must first of all demolish methodically everything
a-theoretical, leaving a chaotic material of consciousness, which is to be
ordered as a cosmos in the creative forms of philosophic thought (RICKERT).
The
immanence-philosopher has the sincere conviction, that the scientific character of philosophic thought can only be maintained
in this conception of philosophy. What would become of the
"objectivity", of the "universal validity", of the
controllability of philosophic thought, if philosophy were to bind itself to
presuppositions which go beyond its own immanent boundaries? Religious and "weltanschauliche"
convictions may be highly respectable; indeed, a philosophy that understands
its limits, will guard against attacking them. But, within the domain of
philosophy, their claims cannot be recognized. Here it is not a matter of
believing in what exceeds "the limits of our cognitive faculty". But
it is solely a question of objective theoretical truth, valid alike for
everyone who wants to think theoretically.
Observe the presence
in this same connection of the so-called neutrality-postulate
in respect to religious conviction and personal life-view. However, this
postulate is in no sense inherent in the immanence-standpoint. It is accepted
only by those currents in immanence-philosophy which deny to the latter any
dominion over personal life.
All the acumen which
the advocates of this standpoint have at their disposal is brought to bear on
the demonstration of the correctness of this neutrality-postulate. When later
on we enter upon a more special discussion of the relation of philosophy to a
life-and-world view, we shall have to face two of the most acute modern pleas
in its behalf, those of HEINRICH RICKERT and THEODOR LITT.
Dr J. Glenn Friesen's Dooyeweerd Glossary
Free download of entire "New Critique of Theoretical Thought"
___________________________
Het
woord immanentiephilosophie wordt door ons in den breedst mogelijken
zin genomen.
Wij nemen hier dus
het woord immanentiephilosophie niet in de enge gebruikelijke beteekenis van
wijsbegeerte, die alle werkelijkheid immanent aan het bewustzijn vat en iedere
brug tusschen de menschelijke bewustzijnsfuncties en een ‘extra-mentale werkelijkheid’ heeft afgebroken, doch in den
breeden zin van alle wijsbegeerte, die haar Archimedisch punt immanent in het
wijsgeerig denken zelve zoekt, onverschillig hoe dit wijsgeerig denken dan
nader wordt opgevat, 't zij in rationalistischen, 't zij in
irrationalistischen, 't zij in metaphysischen, 't zij in
transcendentaal-logischen, 't zij in psychologischen, 't zij in historischen
zin.
De taak der
wijsbegeerte kan op dit standpunt breeder of enger worden gezien. Zoo bestaat
in de moderne immanentiephilosophie een sterke strooming, die op het theoretisch karakter van het wijsgeerig
onderzoek allen nadruk legt en erkent, dat het theoretische slechts één van de vele gezichtshoeken
is, waaronder wij den kosmos kunnen bezien, zij
't al den eenigen, waaronder wij hem inderdaad in den blik der totaliteit
kunnen vatten.
Naast den
theoretischen kosmos worden de religieuze, de aesthetische, de moralistische en
andere a-theoretische ‘werelden’ erkend en aan de wijsbegeerte wordt dan uitdrukkelijk het
recht ontzegd voor haar theoretischen kosmos het waarde-monopolie op te
eischen.
Des te sterker wordt
echter door deze wijsgeerige richting de zelfgenoegzaamheid van het ‘transcendentaal’ theoretisch denken als
Archimedisch punt voor de wijsbegeerte en ἀρχή tevens van den ‘theoretischen kosmos’ naar voren gebracht.
De theoretische
kosmos is inderdaad op dit standpunt de ‘schepping’ van het wijsgeerig denken, dat eerst al het a-theoretische
methodisch tot een chaotisch bewustzijnsmateriaal moet afbreken, om het eerst
daarna in de scheppende vormen van het wijsgeerig denken tot een kosmos te
ordenen (Zoo bv. RICKERT).
De
immanentie-philosoof heeft bij deze opvatting van de wijsbegeerte de eerlijke
overtuiging, dat alleen zóó het wetenschappelijk
karakter van het wijsgeerig denken valt te handhaven. Wat zou er immers van de ‘objectiviteit’, van de ‘algemeen-geldigheid’, van de controleerbaarheid
van het wijsgeerig denken terecht komen, wanneer de wijsbegeerte zich zou
binden aan vóór-onderstellingen,
die haar eigen immanente grenzen te boven gaan? Religieuze en ‘weltanschauliche’ overtuigingen mogen in hooge
mate eerbiedwaardig zijn, ja, de haar grenzen begrijpende wijsbegeerte zal er
zich wel voor hoeden ze aan te tasten. Maar binnen het domein der wijsbegeerte
kunnen hare aanspraken niet worden erkend. Hier komt het niet aan op gelooven
in wat ‘de
grenzen van ons kenvermogen’ overschrijdt, maar op objectieve, voor ieder, die
theoretisch denken wil, gelijkelijk geldende theoretische waarheid.
Zie daar dan tegelijk
het zgn. neutraliteitspostulaat, dat overigens aan het immanentiestandpunt
geenszins inhaerent is, doch slechts door die stroomingen in de
immanentie-philosophie wordt aanvaard, die althans de wijsbegeerte geen
heerschappij over het persoonlijk leven toekennen.
Alle scherpzinnigheid,
waarover de voorstanders van dit standpunt beschikken, is toegespitst op het
aantoonen van de juistheid van het neutraliteitspostulaat.
Twee van de meest scherpzinnige moderne pleidooien daarvoor, die van HEINRICH
RICKERT en THEODOR LITT zullen wij nog later onder de oogen hebben te zien,
wanneer wij meer afzonderlijk het verband tusschen wijsbegeerte en levens- en
wereldbeschouwing gaan behandelen.
Free download of entire "De Wijsbegeerte der Wetsidee"