Post (1) in this series can be found HERE.
Follow sequence thereafter via "NEWER POST" button (extreme bottom left of each post).
The
supposed reduction of the selfhood to an immanent, subjective pole of thought.
That which remains is
a so-called "transcendental-logical subject". It no longer has
anything individual in itself and does not transcend
the boundaries of our logical function. It is conceived of as an immanent,
subjective pole of thought, in opposition to which the entire experienceable
reality recedes into the counter-pole of "Gegenstandlichkeit". As
such it is considered to be a transcendental pre-requisite of all concrete
theoretical knowledge. For all knowledge is necessarily related to an ultimate
"I think". And the latter is nothing but the ultimate logical unity
of the epistemological subject.
However, in taking
cognizance of this experiment of thought, there appears to us the ghost of the
"blessed Münchhausen".
For, in point of fact, the so-called transcendental logical subject of thought
is here again abstracted from the ego which is actually operative in its
logical function. It is even isolated to the greatest conceivable degree of
abstraction, since it is the product of a methodical process of elimination by
which the thinker imagines he is able, ultimately, to set the logical function
of thought apart as a self-sufficient activity.
The
transcendence of our selfhood above theoretical thought. The so-called
transcendental subject of thought cannot be self-sufficient as a theoretical
abstraction.
But this entire
reduction of the thinking ego to the would-be "transcendental logical
subject", executed in the process of
thought, can be performed only by the selfhood. This latter, which thinks
theoretically, cannot itself in turn
be the result of the abstraction formed
by thought. The "transcendental logical subject", in the supposed
sense of universal subjective logical pole of thought, is, in the final
analysis, nothing but the bare concept
of the subjective logical unity of thought which pre-supposes the thinking ego.
Besides, this is a pseudo-concept, since it is supposed to be incapable of
analysis.
Philosophical thought, however, cannot isolate itself
in its subjective logical function, because it has no selfhood as mere thought,
as so-called "reines Denken"
["pure thought"]. All actuality in the act of thinking issues
from the ego, which transcends thought. The actual "transcendental-logical
subject" remains an abstraction, produced by the thinking ego. And it is,
moreover, a meaningless abstraction
involved in internal contradictions. For the actual logical function of
thought never can be "an sich" ["in itself", ie
"self-existent" (FMF)]. Apart from the transcending ego, it simply is
not actual, or rather has no existence at all.
Philosophical
self-reflection then supposes in any case that our ego, which transcends the
limits of theoretical thought, should direct its reflecting act of thought
toward itself. Philosophical thought
does not return to itself in the process of reflecting, but it is the ego which
in the process of philosophical thinking should return to itself. And this
actual return to oneself in the reflecting act of thought must finally
transcend the limits of philosophical thought, if indeed the desired
self-reflection is to be arrived at. This same conclusion may be reached along
a different road. It may be drawn from the idea of philosophical thought as
theoretical thought of the totality.
Dr J. Glenn Friesen's Dooyeweerd Glossary
HERE
Free download of entire "New Critique of Theoretical Thought"
HERE
Free download of entire "New Critique of Theoretical Thought"
_____________________________
De
vermeende reductie van de ik-heid tot immanente subjectieve denk-pool.
Wat dan
als subject overblijft, is een zgn. ‘transcendentaal subject’, dat niets individueels meer
in zich heeft en ook niet aan het denken transcendent
is, een immanent subjectieve denk-pool,
waartegenover heel de ervaarbare werkelijkheid in de tegen-pool der ‘Gegenständlichkeit’ komt te staan.
De ik-heid, welke in
de wijsgeerige zelf-bezinning tot subjectieven zelf-inkeer komt, lost zich dan
op in de immanente ‘zuivere’ denk-actualiteit als noodwendige voorwaarde van alle
theoretisch denken. De wijsgeerige zelf-bezinning bestaat dan in niets anders
dan in een reflexie van het
wijsgeerig denken op zijn eigen actualiteit.
Intusschen, men duide
het ons niet euvel, dat ons bij het kennisnemen van dit gedachten-experiment de
schim van den ‘zaligen
Münchhausen’ verschijnt.
Immers de zgn.
transcendentale denk-subjectiviteit, waarin het ik actueel werkzaam is, wordt
hier toch in waarheid weer, al theoretisch denkende, van de ik-heid
geabstraheerd, ze wordt zelfs in
den verst denkbaren graad van abstractie geisoleerd, daar zij het product is
van een methodisch uitschakelingsproces, waardoor de denker meent, tenslotte de
denk-functie geheel op zichzelve te
kunnen stellen.
De
transcendentie van onze zelfheid boven het theoretisch denken. Het zgn.
transcendentale denksubject kan als theoretische abstractie niet zelfgenoegzaam
zijn.
Maar deze
geheele reductie van de denkende zelfheid tot het vermeende ‘transcendentaal
subject’ kan
slechts al denkende door het ik worden uitgevoerd en dit theoretisch
denkende ik kan niet zelve weer een product der denk-abstractie zijn. Het ‘transcendentale denk-subject’ in den vermeenden zin van
(boven-indivueele) subjectieve denkpool, is tenslotte niets dan het bloote
begrip der subjectieve denk-actualiteit, dat de denkende ik-heid voor-onderstelt.
Het wijsgeerig denken
kan zich in zijn subjectieve actualiteit echter niet zelve isoleeren, juist
wijl het als slechts-denken, als zgn. ‘reines Denken’ geen zelfheid heeft.
Alle actualiteit in de denkwerkzaamheid stamt uit het ik, dat het denken te
boven gaat. Het actueele ‘transcendentale denksubject’ blijft een abstractie van het
denkend ik en daarbij een zin-looze, innerlijk tegenstrijdige
abstractie, wijl de actueele denk-functie nimmer ‘an sich’, op zich zelve kan zijn, wijl zij zonder het
transcendeerende ik juist niet
actueel is, of liever in 't geheel geen aanzijn heeft.
De wijsgeerige
zelf-kennis onderstelt dus althans, dat onze
zelfheid, die ook in hare actueele denk-werkzaamheid
de grenzen van het denken transcendeert, haar tijdelijke denk-werkzaamheid
richte op zich zelve. Niet het
wijsgeerig denken keert reflecteerend tot zich zelve in, maar ik behoor, wijsgeerig denkende, tot mij
zelve in te keeren. En deze actueele zelf-inkeer in de denkwerkzaamheid gaat
noodwendig de grenzen van het wijsgeerig denken te boven, zal het inderdaad tot
de verlangde zelf-kennis komen. Tot
dezelfde conclusie moet een andere gedachtengang voeren, die uit de idee van
het wijsgeerig denken als totaliteitsdenken geput is.
________
Free download of entire "De Wijsbegeerte der Wetsidee"