"Plimsoll Mark" photo by OneEighteen (Flickr) Click image to enlarge
The complex, indirectly founded arithmetical and spatial retrocipations in the modal meaning of the legal aspect (2).
__________________
De gecompliceerde, niet rechtstreeks gefundeerde, getals- en ruimte-analogieën in den modalen zin des rechts (2).
___________________
Na h-ais-bhrathan uimhreachail is rùmail, casta fiar-stèite, ann an ciall mhodalach raon an lagha (2).
___________________
Click image to enlarge
Still more complicated than the spatial analogies summarily analysed are the arithmetical retrocipations in the modal meaning of the legal aspect. On the law-side of this aspect the arithmetical analogy reveals itself as the unity of legal order in the multiplicity of the original material spheres of competence in the interlacements between communal and inter-individual relations.
On the subject-side it reveals itself in the function of a legal subject as a subjective unity in the multiplicity of communal and inter-individual relations qualified by the meaning-nucleus of retribution. Furthermore, the numerical retrocipation is implied in every legal fact because the question how many legal facts are realized in a concrete event, is dependent on legal norms. In the special figure of the legal personality of a corporation or a foundation this arithmetical analogy assumes an extreme importance and pregnance.
Click image to enlarge
When this analysis is continued, the modal retrocipations concerned appear to refer to the entire intermodal meaning-coherence of the juridical law-sphere with all its substratum spheres.
There can be no question of a direct foundation of the juridical arithmetical retrocipation in the original meaning-nucleus of number; nor can there be question of a direct connection between the juridical spatial analogy and the meaning-nucleus of space functioning as its ultimate foundation.
Click image to enlarge
The mathematical science-ideal of Humanistic philosophy, as manifested in the nominalistic-individualistic doctrine of natural law from GROTIUS to ROUSSEAU, KANT and the young FICHTE, explained these complicated juridical analogies of number by imputing a mathematical meaning to them (the 'mos geometricus' in the Humanistic doctrine of natural law!). In this way it tried to eliminate the complication of meaning in the juridical arithmetical analogy and to construe the state, the juridical person and the legal order out of their 'mathematical elements': the free and equal individuals (the construction of a social contract!).Click image to enlarge
This is the same thing that COHEN, the father of the neo-Kantian Marburg School, does when he applies the 'quantitative categories' of unity, multiplicity and totality to the legal person, and to the legal relation between state and society. COHEN supposes he can follow the mathematical method, just as HOBBES did before him. Like HOBBES, he arrives at an absolutism of the state which only stops at the inner freedom of thought. But he eliminates the question whether an absolute sovereignty of the state can have a really juridical meaning, and whether the multiplicity of the different typical legal spheres can be really united by reducing them to the absolutized legal order of the state as a mathematical juristic totality. This is not the way to handle the arithmetical analogies in the modal meaning of the legal aspect.
Click image to enlarge
Nog gecompliceerder dan de hier summier geanalyseerde ruimteanalogieën zijn de getals-analogieën in den modalen zin des rechts. Naar de wetszijde dezer zin-modaliteit openbaart zich de getalsanalogie als eenheid der positieve rechtsorde in de veelheid der materieele competentiesferen naar de correlatie van verbandsen maatschapsrecht. Naar de subjectszijde openbaart zij zich in de rechtssubjectiviteit als een subjectieve eenheid in de veelheid van verbands- en maatschapsbetrekkingen in de zinkern der vergelding. In de bijzondere figuur der rechtspersoonlijkheid verkrijgt de subjectieve getalsanalogie een buitengewone praegnantie.
Wanneer wij echter deze modale retrocipaties nader in haar zin analyseeren, dan blijkt ons aanstonds, dat zij op het geheele intermodale zinverband van den juridischen wetskring met al zijn substraatkringen appelleeren.
Van een rechtstreeksche fundeering der juridische getalsanalogie in de originaire zin-kern van het getal kan dus nog minder sprake zijn dan van een rechtstreeksche aanknooping der juridische ruimte-analogie bij de haar bijzonderlijk fundeerende originaire zin-kern der ruimte.
Het mathematisch wetenschapsideaal der humanistische wijsbegeerte, gelijk zich dit in de (in wezen) nominalistisch-individualistische natuurrechtsleer vanaf GROTIUS tot ROUSSEAU, KANT en den jongen FICHTE openbaarde, duidde deze gecompliceerde juridische getalsanalogieën om en meende haar een mathematischen zin te kunnen onderschuiven (de ‘mos geometricus’ in het humanistisch natuurrecht!) Daarmede trachtte zij de zin-verwikkeling in de juridische getals-analogie uit te schakelen en den staat, de rechtspersoon en de positieve rechtsorde op mathematischen grondslag te construeeren (de verdragsconstructie!).
Niet anders doet COHEN, de vader der Marburger school onder de Neo-Kantianen, wanneer hij de ‘quantitatieve categorieën’ van eenheid, veelheid en alheid overdraagt op de rechtspersoon en op de verhouding van ‘staat’ en ‘maatschappij’ en zoo, evenals HOBBES vóór hem, langs vermeend mathematischen weg tot een staats-absolutisme komt, dat slechts voor de denk-vrijheid halt maakt. Op deze wijze laat zich de getalsanalogie in den modalen zin des rechts niet hanteeren.
(Herman Dooyeweerd, New Critique of Theoretical Thought, Vol II/ Part I/ Chapt 2/§6 pp 166-167 [De Wijsbegeerte der Wetsidee Deel 2 §5 p 109-110])