The complex, indirectly founded arithmetical and spatial retrocipations in the modal meaning of the legal aspect (1).
__________________
__________________
De gecompliceerde, niet rechtstreeks gefundeerde, getals- en ruimte-analogieën in den modalen zin des rechts (1).
___________________
___________________
Na h-ais-bhrathan uimhreachail is rùmail, casta fiar-stèite, ann an ciall mhodalach raon an lagha (1).
___________________
___________________
As examples of very complicated, indirectly founded retrocipations may be mentioned the spatial and arithmetical analogies in the juridical or legal aspect.
On the law-side of this aspect the spatial analogy is expressed in the retrocipatory moment of the extensive area of validity of the legal norms. On the subject-side of this modality the spatial analogy is expressed in the retrocipatory moment of the legal place of the juridical fact (1).
_______________________
(1) That the question concerning the place of a juridical fact is really a legal one, appears from the legal consequences of this localization. In many cases this place is not objectively given but is to be determined in accordance with legal rules. For instance: What is the local definition of a contract when the parties have declared their will by telegraph [e-mail? Facebook?]? The legal place of a fact always lies within the validity-area of a legal order and the latter is not sensorily perceptible.
_______________________
Click image to enlarge
It is true, these juridical spatial analogies are ultimately founded in the original meaning-nucleus of space (on its law- and subject-sides). But they are by no means directly founded in the latter. They are heavily charged with additional analogical meaning, because their coherence with the original spatial aspect is mediated through a series of successively intervening law-spheres in the intermodal order of time. The large number of the intervening spheres acting as intermediaries between them and their ultimate foundation make the structure of these retrocipations all the more complicated. In order to understand the modal structure of the legal validity-sphere it is necessary to consider that this meaning-moment, which is essential to the legal norm, appeals in the first place to the harmonious balance of juridical interests and competences. In this way excessive demands of the law-maker in a specific sphere of competence are warded off. The aesthetic retrocipation disclosed in the harmonizing manner of delimiting the legal validity-spheres refers back to a social analogy (2) expressing itself in the indissoluble correlation between 'communal'- and 'inter-individual' law.
___________________
(2) 'Social' is understood here again in the modal meaning of human 'intercourse'.
___________________
Click image to enlarge
So the harmonious delimitation of the extensive spheres of legal validity is specified into a retributive harmonization of the validity-spheres of the legal norms that rule communal and inter-personal relations in their mutual juridical interlacements. This social analogy refers back to a lingual retrocipation in the juridical aspect, because the structure of the validity-sphere can exclusively function on the foundation of its symbolic substratum [dat deze sociale analogie weer achter zich terugwijst naar de taal-analogie in den zin des rechts, daar deze geheele zin-structuur van het juridisch geldingsgebied slechts op symbolisch zin-substraat kan fungeeren].
The legal meaning of the limits of the sphere concerned can be found only in the way of a juridical interpretation of their denotation. For they must be signified, they are not given by nature as a sensory phenomenon.
Click image to enlarge
The lingual analogy, in its turn, refers back to the historical retrocipation; for the inner balance between the various ranges of validity of communal law and of inter-individual law requires legal organs. These organs are provided with original legal power or competence with respect to the making and realization of law in accordance with the stage of historical development. In this way the analysis of the modal structure of the extensive legal sphere of validity should be continued in the whole series of retrocipatory analogies, implied in its modal retributive meaning.
Click image to enlarge
Als voorbeeld van zeer gecompliceerde, eerst middellijk gefundeerde, retrocipaties geven wij de ruimte- en getals-analogieën in den modalen zin des rechts.
Naar de wetszijde van de juridische zin-modaliteit drukt zich de ruimte-analogie uit in het retrocipeerend modale zin-moment van het geldingsgebied der rechtsnormen, naar de subjectszijde dezer zin-modaliteit in het retrocipeerend zin-moment van de juridische plaats van het rechtsfeit.
Wel is waar zijn ook deze juridische ruimte-analogieën tenslotte in de originaire zin-kern der ruimte (naar wets- en subjectszijde) gefundeerd.
Maar deze modale retrocipaties in den zin des rechts naar wetsen subjectszijde zijn allerminst rechtstreeks in die originaire zinkern der ruimte gegrond, doch zi hebbenveeleer een successieve zin-belasting ondergaan door het inter-modaal verband met de modale structuur van alle tusschenliggende wetskringen.
En daar het aantal dezer, de fundeering bemiddelende, wetskringen groot is, is de structuur der bedoelde retrocipaties ook uiterst verwikkeld.
Wie den modalen zin van het juridisch geldingsgebied wil vatten, dient te bedenken, dat dit modale zin-moment, zonder hetwelk de rechtsnorm niet kan bestaan, primair appelleert op de evenwichtige harmoniseering van rechtsbelangen in de wering van de excessieve aanspraken van den rechtsvormer van een specifieke competentiesfeer; dat het zin-moment der innerlijk harmonische begrenzing van het geldingsgebied van zelve terugwijst naar de sociale (3) analogie in den zin des rechts, welke zich in de onverbrekelijke correlatie tusschen verbands- en maatschapsrecht uitdrukt, zoodat zich de harmonische begrenzing van het geldingsgebied preciseert tot een evenwichtige begrenzende harmoniseering in den zin der vergelding van de geldingsgebieden van verbandsen maatschapsnormen; dat deze sociale analogie weer achter zich terugwijst naar de taal-analogie in den zin des rechts, daar deze geheele zin-structuur van het juridisch geldingsgebied slechts op symbolisch zin-substraat kan fungeeren; dat de taal-analogie achter zich zelve terugwijst naar de historische retrocipatie, daar de innerlijke evenmaat tusschen de geldingsgebieden van verbandsen maatschapsrecht in haar juridische symboliek een menschelijke vorming of positiveering vraagt, een zin-moment, dat wij nog als specifiek historische analogie zullen leeren kennen, enz. enz.
3) ‘Sociaal’ wordt hier verstaan in den modalen zin van den ‘omgang’.
(Herman Dooyeweerd, New Critique of Theoretical Thought, Vol II/ Part I/ Chapt 2/§6 p 165-166 [De Wijsbegeerte der Wetsidee Deel 2 §5 p 108-109])