Post (1) in this series can be found HERE.
Follow sequence thereafter via "NEWER POST" button (extreme bottom left of each post).
Misunderstanding
of the intermodal synthesis of meaning as a transcendental-logical one.
Transcendental
logicism can be maintained apparently only by a curious shift of meaning, which interprets the truly inter-modal synthesis
as a so-called transcendental-logical one, as an act of the would-be
self-sufficient transcendental subject of thought.
What really happens
in this first choice of a position is an absolutizing of the transcendental-logical function of
theoretical thought and this absolutization is not to be explained in terms of
a purely theoretical conclusion from the inner nature of reflecting thought
itself. Consequently, ἀρχή and Archimedean point
coincide in this transcendental logicism.
The rationalistic
metaphysics which distinguished ἀρχή and Archimedean point
absolutized the logical aspect of actual thought only in the ἀρχή, regarded as Intellectus Archetypus.
The
necessary religious transcending in the choice of the immanence-standpoint.
By this original
choice of a position, the attempt is made to detach the logical function of
theoretical thought (whether only in the ἀρχή or in the ἀρχή and Archimedean point alike) from the inter-modal
coherence of meaning and to treat it as independent. In the nature of the case, this choice is no act of a
"transcendental subject of thought", which is merely an abstract
concept. It is rather an act of the full self which transcends the diversity of
modal aspects.
And it is a religious act, just because it contains
a choice of position in the
concentration-point of our existence in the face of the Origin of meaning. In the choice of the
immanence-standpoint in the manner described above, I myself elevate
philosophic thought, whether in the transcendental-logical or in the
metaphysical-logical sense, to the status of ἀρχή of the cosmos. This ἀρχή stands as origin, beyond which nothing meaningful may be
further asked, and in my view no longer occupies the heteronomous mode of being
which is meaning. It exists in and through itself.
This choice of a
position in the face of the ἀρχή transcends philosophic
thought, though in the nature of the case it does not occur apart from it. It possesses the fulness
of the central self-hood, the fulness of the heart. It is the first concentration of philosophic thought in a
unity of direction. It is a religious choice of position in an idolatrous
sense.
The proclamation of
the self-sufficiency of philosophic thought, even with the addition of "in
its own field", is an absolutizing of meaning. Nothing of its idolatrous
character is lost by reason of the thinker's readiness to recognize that the
absolutizing κατ'
ἐζοχήν [pre-eminently] which he performs in the theoretical field is by no means the only rightful claimant, but
that philosophy should allow the religious, aesthetic or moral man the full
freedom to serve other gods, outside the theoretical realm.
The philosopher who
allows this freedom to the non-theoretician is, so to speak, theoretically a polytheist. He fights shy of proclaiming
the theoretical God to be the only true one. But, within the temple of this
God, no others shall be worshipped!
Thus the first way of
our critique of philosophical thought has for a provisional conclusion: Even on
the immanence-standpoint the choice of the Archimedean point proves to be
impossible as a purely theoretical
act which prejudices nothing in a religious sense.
In truth the selfhood
as the religious root of existence is the hidden performer on the instrument of
philosophic thought. Only, it is invisible
on the basis of the immanence-standpoint.
Actually, philosophic
thought in itself offers us no Archimedean point, for it can function only in
the cosmic coherence of the different modal aspects of meaning, which it
nowhere transcends.
The immanent Ideas of
the inter-modal coherence of meaning and of the totality of meaning are
transcendental limiting concepts.
They disclose the fact that theoretical thought is not self-sufficient in the
proper field of philosophy, a point to which we shall have to return in detail.
No other possibility
for transcending the inter-modal coherence and the modal diversity of meaning
is to be found, except in the religious root of existence, from which
philosophic thought also has to receive its central direction.
Free download of entire "New Critique of Theoretical Thought"
Omduiding
van de kosmologische zin-verbinding in een transcendentaal-logische.
Men zal het slechts
schijnbaar kunnen handhaven door een eigenaardige zin-verschuiving,
welke de in waarheid kosmo-logische apriorische zin-verbinding en zin-
onderscheiding omduidt in een zgn. transcendentaal-logische synthesis, als daad
van het vermeend zelfgenoegzame transcendentale denk-subject.
Wat hier in waarheid
bij deze eerste stellingkeuze geschiedt, is een verabsoluteering
(wijl zelfgenoegzaam-verklaring) van het zin-onderscheidend en-verbindend
denken in transcendentaallogischen zin, waarbij ἀρχή en Archimedisch punt
samenvallen. Gelijk de rationalistische metaphysica, die ἀρχή en Archimedisch punt bleef onderscheiden,
het actueele denken slechts in de ἀρχή als intellectus archetypus verabsoluteerde.
De
noodwendige religieuze transcendeering in de keuze van het immanentiestandpunt.
Deze eerste
stellingkeuze, waardoor men meent het theoretisch denken 't zij alleen in de ἀρχή, 't zij in ἀρχή en Archimedisch punt
gelijkelijk, uit den kosmischen zin-samenhang te hebben uitgeheven en op zich
zelve gesteld, is uiteraard geen daad van
een ‘transcendentaal
denk-subject’,
dat immers slechts een abstract begrip is, doch veeleer van het volle ik, dat
het denken transcendeert.
En het is een religieuze daad, juist omdat zij een
stellingkeuze in het concentratiepunt
van ons bestaan inhoudt tegenover den Oorsprong van den zin.
Ik zelf verhef, bij
de gereflecteerde keuze van het immanentiestandpunt, het wijsgeerig denken 't
zij in transcendentaal-logischen, 't zij in metaphysisch-logischen zin tot ἀρχή van den kosmos. Deze ἀρχή staat als oorsprong,
waarboven niet zin-vol meer valt uit te vragen, naar mijn beschouwing niet in
de heteronome zijnswijze van den zin.
Zij bestaat veeleer bij en door zich zelve.
Deze stellingkeuze
tegenover de ἀρχή transcendeert het wijsgeerig
denken, al geschiedt zij uiteraard niet zonder
het theoretisch denken. Zij bezit de volheid der zelfheid, de volheid van het hart, zij is de eerste concentratie
van het wijsgeerig denken in een eenheid van richting. Ze is een religieuze
stellingkeuze in af-godischen zin en daarmede tevens een zin-vervalschende daad, die het geheele wijsgeerig denken aftrekt
van de volheid der Waarheid.
De proclameering van de zelf-genoegzaamheid van het
wijsgeerig denken, zelfs met de toevoeging ‘op zijn eigen gebied’, is een zinverabsoluteering κατ' ἐζοχήν, die niets van haar af-godisch karakter verliest, doordat
de denker bereid is tot de erkentenis, dat de verabsoluteering, die hij op het
theoretisch gebied uitvoert, geenszins de eenig rechthebbende is, maar dat de
wijsbegeerte aan den religieuzen, den aesthetischen of moralistischen mensch de
volle vrijheid behoort te laten, buiten het theoretisch gebied, andere goden
voor hun aangezicht te hebben.
De wijsgeer, die deze
vrijheid aan den niet-theoreticus laat, is, om zoo te zeggen, theoretisch polytheist. Hij schuwt de proclameering
van den theoretischen God tot den eenigen, waren. Maar binnen den tempel van
dien God, zal geen andere worden aangebeden!
De keuze van het
Archimedisch punt is dus ook op het immanentiestandpunt niet als een zuiver-theoretische daad mogelijk, die
in religieuzen zin niets praejudicieert.
In waarheid is de
zelfheid als religieuze wortel van het bestaan, de, op het immanentiestandpunt
slechts onzichtbare, speler op het
instrument van het wijsgeerig denken.
Het wijsgeerig denken
biedt ons naar den waren stand van zaken, op zich zelve geen Archimedisch punt,
wijl het slechts in den kosmischen zin-samenhang kan fungeeren en inderdaad
nergens dien zin-samenhang transcendeert.
De immanente ideeën van den zin-samenhang en van
de zintotaliteit zijn grensbegrippen,
die de onzelfgenoegzaamheid van het theoretisch denken op het eigen
gebied der wijsbegeerte openbaren, een punt, waarop wij uiteraard uitvoerig
terugkomen.
Er is geen andere
mogelijkheid tot transcendeering van den samenhang der kosmische zin-verscheidenheid te vinden dan in den religieuzen wortel van het bestaan
waaruit ook het wijsgeerig denken zijn uitgang neemt.
De
af-val onzer zelfheid van de ἀρχή de zintotaliteit en de gevolgendaarvan voor het
wijsgeerig denken.
In den
af-val van de zin-totaliteit van heel onzen kosmos heeft echter onze zelf-heid
haar standplaats in dat Archimedisch punt verloren, waarbuiten geen waarachtige
zelf-kennis, geen waarachtig inzicht in de zin-totaliteit en den Oorsprong van
allen zin mogelijk is....
De
verstrooiing van het af-vallig zelfbewustzijn in de kosmische
zin-verscheidenheid en het ontstaan van de -ismen in de immanentie-philosophie,
ook in haar zgn. transcendentale richtingen.
En het
feit, dat het af-vallig zelf-bewustzijn zich in de zin-verscheidenheid
verstrooidheeft en zijn concentratie slechts in den weg der verabsoluteering
terugvindt, verklaart ook de...
De
Midas-sage en de immanentie-philosophie.
De
zin-rijke Midas-sage kan ons ter symboliseering dezer -ismen in de
immanentie-philosophie dienen....
Het
Christelijk transcendentie-standpunt als radicale omwenteling in de instelling
van het wijsgeerig denken.
Het is de
inderdaad radicale beteekenis van de Christelijke religie voor de wijsbegeerte,
dat zij ons weder den trancendenten religieuzen wortel van het...
Het
hart, als religieus concentratiepunt van heel het menschelijk bestaan, is
inderdaad de volle zelfheid, de religieuze wortel ook van het wijsgeerig
denken.
Het hart
is de in waarheid transcendente wortel van het menschelijk bestaan, het eenig
punt, waarin wij de tijdelijke zin-verscheidenheid in den samenhang des tijds
te boven gaan....
Het
immanentie-standpunt als krypto-religieuze instelling van het wijsgeerig
denken.
Het is de
Christelijke religie, die het immanentie-standpunt in de wijsbegeerte heeft...
De
onverzoenlijke anti-these tusschen de immanentie-philosophie en een wezenlijk
Christelijk wijsgeerig denken.
Er is
alzoo een onverzoenlijke anti-these tusschen het noodwendig religieus apriori
van de immanentie-philosophie en van een wijsbegeerte, die zich inderdaad in
het Christelijk transcendentiestandpunt instelt...
De
Goddelijke Openbaring werpt aan het Christelijk denken niet een autoritaire
oplossing van immanent-wijsgeerige problemen in den schoot.
De in
Christus vervulde Goddelijke Openbaring, die zich tot den religieuzen wortel...
Free download of entire "De Wijsbegeerte der Wetsidee"